Hein van der Hoeven

Overige publicaties

Korte verhalen

In de bundel Uit eigen werk, met de ondertitel ‘de schrijvende diplomaat’, uit april 2000 werden opgenomen de verhalen De zomerstewardess en De tennisspeelster. De uitgave was het resultaat van de schrijfwedstrijd die was georganiseerd door VeryBZ, de vereniging van jonge ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken. 
Uit het juryrapport: ‘De tweede prijs is toegekend aan Hein van der Hoeven met “De Tennisspeelster”. In dit verhaal staat de preoccupatie met gebrek aan status en een tekortschietende afkomst voorop. Dat vader Bouwman en zijn dochter Héanne met het tennissen op dat deftige Leimonias nooit echt zijn doorgebroken komt vooral door hun milieu. De vader van Bouwman was pikeur en hij werd zelf Ford-dealer. Op Leimonias moet je toch al gauw de dochter van de secretaris-generaal van Algemene Zaken zijn wil je meetellen. […] En dan nu de ontknoping. […]. Dit heeft ertoe geleid dat Hein van der Hoeven met “De Zomerstewardess” ook de eerste prijs heeft gewonnen. In dit verhaal blijft in het ongewisse of Marée de Vries, juist afgestudeerd Neerlandica en verloofd met een hockeykampioen, nu wel of niet toe zal geven aan de verlokkingen van een avontuurtje met de Nederlandse diplomaat Rob van Deventer, een vriendelijke classicus met standplaats Hanoi. De kracht van de vertelling zit hem in het telkens verspringen van het perspectief en het doorsnijden van het hoofdverhaal met andere fragmenten.’

Modelbegrafenis was een van de inzendingen die werd voorgelezen en becommentarieerd in de wekelijkse rubriek het Duizend Woorden-verhaal van het literaire radioprogramma De Avonden van de VPRO (9 mei 2008). Als beste korte verhaal van die maand werd het bovendien op de achterpagina van NRC/Handelsblad gepubliceerd (21 mei 2008). In 2008 werd Modelbegrafenis samen met 39 andere korte verhalen uit het Duizend Woorden Project als Bulkboek uitgegeven. De redactie van Duizend Woorden omschreef het verhaal aldus. ‘Zo rustig, overzichtelijk en helder als dit verhaal begint, zo raadselachtig, sinister en tegelijkertijd ook licht eindigt het. En dat vindt de redactie ook gelijk de charme van het verhaal. Het lijkt zo’n gewone gebeurtenis: een man gaat naar de begrafenis van een kennis, maar het wordt een heel ander verhaal. Dit kan, dit lukt, door kleine aanwijzingen (“Zij houdt mij het liefst in de buurt sinds ik met mijn gezondheid tob” en “Het zal de koorts wel zijn”) is er opeens veel meer mogelijk in dit verhaal van duizend woorden.’

Extaze 2

In nummer 2 van het literair tijdschrift Extaze verscheen het korte verhaal Saarbrücken. Een bejaarde man geeft gevolg aan een ingeving en boekt een vlucht naar die plaats in Duitsland. Het meisje van Transavia dat hem helpt bij het inchecken, heeft iets Indisch, dat ziet hij onmiddellijk. De aandacht van het meisje wordt getrokken door de geboorteplaats in het paspoort van de man: Semarang.

Extaze 4

Nummer 4 van tijdschrift Extaze bevatte het verhaal OnlyFriends. De ik-figuur haalt herinneringen op aan een klasgenootje van de lagere school in Schoonhoven, Myra, dochter van de huisarts. Bij haar thuis mocht hij een keer naar de televisie kijken, in de tijd dat televisie nog iets bijzonders was. Het was de uitzending waarin Myra’s moeder te zien is, als jurylid van een muziekprogramma. De hele huiskamer was onder de indruk, ook de vader van de ik-figuur. Vele jaren later komen Myra en de ik-figuur elkaar weer tegen op een reünie van de school.

Extaze 6

In het Couperus-nummer van Extaze, met illustraties van Hélène Penninga, stond het verhaal Fleur. Het verhaal opent met: ‘Vanuit de erker van zijn bovenwoning kijkt hij uit over het Nassauplein. De avondspits is voorbij, Den Haag is weer provinciestad geworden. De klap van een dichtslaande deur draagt over het plein. Het is Fleur die in beeld verschijnt.’ De man maakt zich zorgen over Fleur – dochter van vrienden – en volgt haar langs dezelfde straten die Couperus Eline Vere liet afleggen. Het noodlot tegemoet?

Extaze 10

Het verhaal Regels werd geplaatst in Extaze nr. 10. In Regels keren Schoonhoven en Myra (zie hierboven, het verhaal uit Extaze 4) terug. We zien haar als studente door de ogen van Huub, een middelbare scholier uit Brabant die zich in Schoonhoven, bij een kennis van zijn ouders, voorbereidt op zijn eindexamen. Het thema van het Extaze-nummer was sport, en de sport die het decor vormde van Regels was cricket. Diederik Gerlach maakte er een collage bij.

Extaze 13

Extaze 13, met als thema Echt/Onecht, bevat een korte verhaal dat in opdracht van de redactie werd geschreven. Het verhaal schuurt dicht tegen het onderwerp aan van Jongen met rood vest. Het gaat namelijk om een schilderij van Frans Hals dat in de oorlog uit joods bezit in handen komt van het Rijksmuseum. Mogelijk is het schilderij vals, maar dat proberen de personen die bij de verwerving betrokken zijn, te verdoezelen.

Extaze 17/18

In het dubbelnummer 17/18 van Extaze stond het verhaal Debuut. Het vertelt de wordingsgeschiedenis van Jongen met rood vest, met de nadruk op de vondst van een prachtige volzin over de zee.

Jubileumuitgave Extaze

In het jubileumnummer bij het verschijnen van de 25e Extaze (maart 2018) stonden tien korte verhalen van mijn hand.


Geschiedenis van het cabaret op het ministerie van Buitenlandse Zaken (1985-2012)

André Carstens kwam bij mij met het plan: zullen wij samen een bloemlezing uitgeven van de beste nummers uit de recente cabaretgeschiedenis van BZ? Aaltje de Roos en Felix Monter hielpen mee met de selectie, Bartjan Wegter voegde cartoons toe, en ik zorgde voor het merendeel van de verbindende teksten en voor de toelichtende noten.  Apekool, diplomatencabaret op de Apenrots werd de titel van het boek dat samen met CD in 2012 verscheen bij de De Witte Uitgeverij.


Boekje met diplomatieke cartoons

In 2013 stelde Eric Verwaal met een redactieteam waarvan ik ook deel uitmaakte, een boekje samen met de beste cartoons die diplomaat Pim Waldeck van 1988 tot 2007 voor de vakbond VDBZ tekende. Heerlijk stereotiep, diplomatie in cartoons, luiden titel en ondertitel.


Columns

Voor de vakbond VDBZ schrijf ik sinds 2008 met enige regelmaat columns.


Recensies (voor de site van Extaze)

Alles is voor even Kees Ruys
Alles is voor even
Het bewogen schrijversleven van Aya Zikken
Haarlem 2013 (In de Knipscheer)

 

Het is vaak gememoreerd, maar het blijft bijzonder: precies op de dag waarop haar biografie bij de Haagse boekhandel Van Stockum ten doop werd gehouden, overleed schrijfster Aya Zikken op drieënnegentigjarige leeftijd (22 maart 2013). Het is een omvangrijke biografie. De evangelist Lucas had tweeëntwintig pagina’s nodig om het leven van Christus te beschrijven. Schrijver, redacteur en Indonesië-kenner Kees Ruys gebruikt ruim zevenhonderd pagina’s voor het leven en werk van de productieve, maar niet heel bekende of veel verkopende Aya Zikken. Had Ruys zich moeten beperken? Wat mij betreft niet. De biografie is door de rijk geciteerde bronnen – lange citaten uit de vele interviews die Ruys de schrijfster afnam en de prachtige dagboekfragmenten – het lezen meer dan waard.

Zikken is een intrigerende, originele persoon met een veelzijdig oeuvre van romans, reisverslagen, interviews en autobiografische schetsen, met als bekendste werk de roman De atlasvlinder (1958) die zich afspeelt in een dorpje op Sumatra in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het bronnenmateriaal brengt je niet alleen dicht bij Zikken, maar ook bij de tijd waarin zij leefde. Vooral het Indië van de jaren dertig, gezien door de ogen van een jong Nederlands meisje en beschreven door een oorspronkelijk schrijfster, komt in de biografie tot leven. Een citaat uit het dagboek, geschreven vanaf het dak van een woonhuis in het centrum van Batavia: ‘Een eenzame druipende inlander komt voorbij. Een tram sliert uitdagend over de straat. Een verregende broodbakker en een postbesteller karren met troostelooze gezichten langs. Het regent en toch is ’t erg opwekkend weer, maar perhaps ligt dat aan mij’. Zikken is dan veertien jaar. Ook van het literaire leven in Nederland uit de jaren vijftig en zestig krijgt de lezer een goede indruk. De passages uit de dagboeken, brieven, interviews, recensies rijgt Ruys aaneen met sober, goed geschreven proza. De schitterend uitgegeven biografie wordt gecompleteerd door een ruime selectie foto’s uit alle fases van Aya Zikkens lange leven.

In een artikel in het aan biografieën gewijde nummer van Extaze (nummer 8, november 2013) schrijft Ruys – in een denkbeeldige brief aan Zikken – over zijn onderneming: ‘Dat ik ooit het plan heb opgevat over jou te schrijven was al net zo overmoedig als jouw instemming met het project.’ Die instemming ging gepaard met een merkwaardige voorwaarde: de biograaf mocht niet spreken met derden. Hij moest zich beperken tot wat zij hem vertelde en wat hij vond in het omvangrijke privé-archief. Ruys kende Zikken al dertig jaar van nabij. Hij bewonderde haar. Toch bewaart hij in het boek afstand. Hij interpreteert voorzichtig: het lijkt dat zij…, misschien heeft zij gedacht dat … Die voorzichtigheid is prettig. Zelfverzekerde verklaringen zouden in dit geval irriteren. Zo van: ik ken haar goed, dus ik weet hoe het zit. Ruys spaart zichzelf niet. Over een gezamenlijke reis naar Indonesië oordeelt hij: ‘Het werd geen succes. Beter gezegd, het werd een fiasco.’ Voor de biografie geldt dat oordeel gelukkig niet. Integendeel.

(Hein van der Hoeven)

Caroline de Westenholz
Hoger die drempel!
Hilversum 2016 (Lias)

 

Het boek beschrijft de geschiedenis van galerie Orez (1960–1971). Specialiteit van de galerie was naoorlogse abstracte Nederlandse en internationale kunst. Het was ‘een van de belangrijkste galeries die ons land ooit heeft gehad’ (kunsthistoricus Philip Peters in 2007). Je denkt: zo’n vooruitstrevende kunsttempel zat natuurlijk in Amsterdam, of misschien in Rotterdam. Mis, Orez was gevestigd in Den Haag, in het saaie, smalle stuk van de Javastraat.

Auteur Caroline de Westenholz is kunshistorica. Daarnaast is ze op twee manieren verbonden met de geschiedenis van Orez: ze is de stiefdochter van een van de galeriehouders (en erfde een deel van de getoonde werken) en ze richtte het Louis Couperus Museum op in het pand waar Orez was gevestigd.

De galeriehouders 
De galerie dankte het ontstaan aan een echtpaar in onroerend goed dat op zoek was naar een leuke aftrekpost. De eerste galeriehouder was de Rotterdamse ondernemer en kunstverzamelaar Hans Sonnenberg die er werk exposeerde van de in 1959 in Rotterdam opgerichte Zero-groep (o.a. Kees van Bohemen, Jan Schoonhoven). De galerie zou Zero geheten te hebben, ware het niet dat een set Duitse abstracte kunstenaars het alleenrecht op die naam claimde. Sonnenberg of Schoonhoven, een van die twee, draaide Zero om, en zo werd het Orez.

Twee jaar later volgde schrijver/dichter/journalist Hans Sleutelaar Sonnenberg op. Van 1964–1971 stonden Albert Vogel en Leo Verboon aan het roer. Voordrachtskunstenaar Albert Vogel was, in een terugblik van Philip Peters, een ‘oververfijnde dandy, zoals ze alleen in Den Haag gemaakt werden’. Pr-functionaris Leo Verboon was, opnieuw in de woorden van Peters, ‘een aanzienlijk grofstoffelijker persoonlijkheid met een passie voor schaken, alcohol en ruzie, maar ook voor de avant-garde van die tijd’. De Westenholz voegt hieraan toe dat Verboon ooit beeldhouwambities had gekoesterd en een blauwe maandag op de kunstacademie had doorgebracht.

De kunstenaars 
De groep kunstenaars die onder het bewind van deze galeriehouders tentoonstelden, was opmerkelijk constant. De leden van de Nul-groep, zoals Jan Schoonhoven (met vier solo-exposities dé exponent van Orez), Armando en Henk Peeters, en verder namen als Peter Struycken (die er zijn debuut had), Willem Hussem, leden van de Duitse Zero-groep, de Franse monochromist Yves Klein en opvallend veel Japanse modernisten. Het was een van de eerste galeries in ons land die meer buitenlandse dan Nederlandse kunstenaars aan bod liet komen. Van de Japanse groep had vooral Yayoi Kasuma een bijzondere band met de galerie. Roemrucht was haar tentoonstelling In 1967, met een serie versierde etalagepoppen en objecten met fallussen. Na de vernissage was er een feestje in Delft. Daar nodigde de kunstenares de aanwezigen uit zich te ontkleden om vervolgens door haar beschilderd te worden. Zelfs Jan Schoonhoven – in het dagelijks leven ambtenaar bij de PTT – gaf gehoor en trok alles uit op zijn sokken na. De VPRO-televisie was aanwezig en legde de Orez-happening op beeld vast.

Drempel 
Bij de opening van de allereerste expositie werd aangekondigd dat Orez ruimte bood aan ‘diverse contemporaine kunstopvattingen’. Schilderijen waren min of meer taboe. In de loop van de elfjarige geschiedenis was bijna alles driedimensionaal wat de klok sloeg. Readymades, installaties, reliëfs, performances. Het aanbod was niet bestemd voor een breed publiek. ‘Hoger die drempel!’, schreef Leo Verboon. De deur van de galerie stond nooit open, je moest aanbellen. Want liever hadden de galeriehouders gerichte bezoekers dan toevallige passanten aan wie ze alles moesten uitleggen. Werd er erotische kunst getoond – en dat gebeurde nogal eens – dan was er nog een drempel: de leeftijdsgrens van achttien jaar. Voor weer anderen vormde het avant-garde-karakter een hindernis: ‘De recensenten begrepen er niet veel van’, aldus De Westenholz.

Geld 
Een ander aspect van de galerie was dat geld geen rol leek te spelen. Dat was te danken aan de vermogende echtgenote van Vogel. Zo werd de tiende verjaardag van de galerie opgeluisterd door reclamevliegtuigjes die boven Amsterdam, Rotterdam en Den Haag cirkelden. Vogel en Verboon reisden over de hele wereld om contacten te leggen. De Haagsche Courant sprak over een ‘on-Hollandse grote voet’ waarop Orez in kunst deed.

Ongeveer de enige kunstenaar die goed verkocht, was Jan Schoonhoven. Dankzij hem kwam de galerie af en toe uit de rode cijfers. Maar vaak bleef alles onverkocht. Dat was ook het geval bij de solo-expositie van Henk Peeters, lid van de Nul-groep, medewerker van het Haags Gemeentemuseum en later docent aan de kunstacademie in Arnhem en in het boek vrij bizar omschreven als ‘zeker de meest visionaire man die Nederland de laatste eeuw heeft voortgebracht’. Na zijn overlijden in 2013 werd zijn collectie eigen werken en die van zijn Orez-collega’s voor drie miljoen euro gekocht door Joop van Caldenborgh voor zijn Museum Voorlinden in Wassenaar. Orez was zijn tijd ver vooruit.

Opzet en uiterlijk van het boek 
Het boek beschrijft de belangrijkste tentoonstellingen nauwgezet aan de hand van het archief van Albert Vogel en artikelen in kranten en tijdschriften. Er ontrolt zich een levendig overzicht van de Nederlandse abstracte kunst in de jaren zestig en de reactie daarop van de maatschappij. Het verhaal wordt ondersteund door veel afbeeldingen, alle afgedrukt op een prettig groot formaat. Alle bronnen worden zorgvuldig genoemd. Jammer genoeg ontbreekt een namenregister. Het boek bestaat uit twee delen: een Nederlandse tekst en een vertaling in het Engels. Opvallend is dat de titel met ‘Higher that level!’ is vertaald. Leo Verboon bedoelde met zijn uitspraak ‘Hoger die drempel!’ toch echt niet dat het niveau van de getoonde kunst omhoog moest.

(Hein van der Hoeven)